Achtergrond

Zelfrijdende auto’s: de hype en de realiteit

Robbert Lohmann is medeoprichter en cco van het Utrechtse 2getthere, ontwikkelaar van geautomatiseerde ov-systemen zoals de Parkshuttle.

Leestijd: 5 minuten

Zelfrijdende voertuigen op de openbare weg zijn al een aantal jaar een grote belofte. Maar ondanks de vaak tomeloze ambities die autofabrikanten en technologiebedrijven als Waymo en Uber in de media verkondigen, lijkt achter de schermen langzaam het besef door te dringen dat de autonome auto nog weleens enkele decennia op zich zou kunnen laten wachten. Dat betekent niet dat de ontwikkelingen moeten stoppen – wel dat we wellicht beter een andere route kunnen volgen.

Het beeld dat de meeste mensen hebben van een ‘zelfrijdende auto’ is simpel. Het is een auto die precies doet wat een auto met chauffeur zou doen, maar dan zonder chauffeur en beter. Het probleem is dat achter dit simpele beeld een ongehoord complexe techniek schuilgaat.

Een voertuig dat autonoom moet kunnen functioneren in ongecontroleerde binnenstedelijke verkeersomgevingen moet namelijk permanent een enorme hoeveelheid data (afkomstig van camera’s, sensoren, gps, enzovoorts) realtime kunnen verwerken, interpreteren én omzetten naar actueel verkeersgedrag. Dat lukt nog wel enigszins in relatief eenduidige situaties (denk aan een autoweg met gescheiden weghelften waarop iedereen ongeveer even hard dezelfde kant uit rijdt), maar eigenlijk niet of nauwelijks in binnensteden, waar auto’s, fietsers en voetgangers op een in praktijk chaotische manier de schaarse beschikbare ruimte delen. Het aantal mogelijke verkeerssituaties is daardoor zó groot en onvoorspelbaar dat ze niet of nauwelijks in een algoritme te vangen zijn. En kon dat wel, dan zou een autonome auto voorzien moeten zijn van een (energievretende) supercomputer aan boord.

This article is exclusively available to premium members of Bits&Chips. Already a premium member? Please log in. Not yet a premium member? Become one and enjoy all the benefits.

Login

Related content