Philips zet televisie uit

Tv‘s maken, mag je het in de tijd van tablets en smartphones nog de eredivisie van de consumentenelektronica noemen? Lange tijd was dat wel zo. Geen technologie kan het naoorlogse Wirtschaftswunder in Europa beter verbeelden. En alleen de auto kan misschien met de televisie concurreren als het gaat om welk product in de twintigste eeuw een grotere impact heeft gehad op mens en maatschappij. Zelfs nu tweewegcommunicatie via internet gemeengoed is geworden, laat de tv zich nog niet wegzetten.

Dat een Nederlands bedrijf zich met zo‘n fenomeen inliet, zelfs in de voorhoede meedeed, dat was iets om trots op te zijn. Voor Eindhovenaren en Brabanders, maar ook voor de rest van Nederland. Nu Philips afscheid neemt van de televisie, komt dan ook aan een tijdperk einde. Een schrale troost: het merk blijft bestaan.

Nadat topman Frans van Houten bij de presentatie van de tweedekwartaalcijfers er nog op had gezinspeeld dat de onderhandelingen zouden kunnen afketsen, kondigde hij dinsdag dan toch aan dat de handtekeningen op papier stonden. Philips parkeert zijn tv-activiteiten bij partner TPV, die voortaan het recht krijgt Philips-stickers op zijn schermen te plakken. Het kostte wel een injectie van 385 miljoen euro en enkele leningen om de Chinezen over te halen – die zagen immers de afgelopen maanden de tv-markt met de dag verslechteren. Philips krijgt in ruil daarvoor een aandeel van dertig procent in TPV en heeft jaarlijks recht op 2,2 procent van de omzet, met een minimum van vijftig miljoen euro per jaar.