Your cart is currently empty!
Onderzoekssysteem Nederland kan oppoetsbeurt gebruiken, vindt Rathenau
Het Nederlandse evaluatiesysteem voor wetenschappelijk onderzoek kan de echte top niet onderscheiden; vrijwel iedere onderzoeksgroep in Nederland scoort zeer goed tot excellent. Dat concludeert het Rathenau-instituut in een vergelijkend onderzoek naar het wetenschapsbeleid in Duitsland, Denemarken, Frankrijk, Groot-Brittannië, Italië en Nederland. Ook komt concurrentie tussen universiteiten nog niet goed van de grond, heeft financierder NWO te veel taken en toont de overheid te weinig regie, zegt de denktank voor wetenschap en maatschappij. Het onderzoek werd uitgevoerd op verzoek van minister Plasterk van OCW.
Nederland heeft in de jaren negentig belangrijke verbeteringen doorgevoerd in het wetenschappelijk onderzoek, waardoor er goed werk wordt afgeleverd voor relatief weinig geld. Nederland besteedt 1,7 procent van het bnp aan wetenschappelijk onderzoek, maar het aantal publicaties per wetenschapper en de impactfactor hiervan liggen beide hoger dan in de andere landen uit het onderzoek. De maatregelen hielden in dat de universiteiten zelfstandiger werden, waardoor ze zich beter strategisch konden gaan positioneren en dat er een beoordelingssysteem werd ingevoerd voor het wetenschappelijk onderzoek. Ook kwamen er onderzoeksscholen en werd de Vernieuwingsimpuls-regeling ingesteld, waarmee de carrièremogelijkheden van jonge onderzoekers werd verbeterd. Tenslotte kreeg NWO een grotere rol in de toekenning van onderzoeksgeld.
Omringende landen hebben echter ook dergelijke maatregelen genomen, waardoor ze op Nederland inlopen, stelt het Rathenau-instituut. Daarom adviseert het een aantal nieuwe maatregelen te nemen. De taken en verantwoordelijkheden van NWO zouden net als in andere landen beter verdeeld kunnen worden over meer organisaties. Ook neemt de concurrentie tussen universiteiten in de andere landen toe, terwijl Nederland juist de gelijkheid tussen hen koestert. De overheid zou meer verantwoordelijkheid moeten nemen voor de organisatie en het functioneren van het wetenschapssysteem als geheel, zegt het instituut. In vergelijking met andere landen zou er weinig regie en prioriteitstelling zijn.