Nee tegen EU-gelden?


Warning: Undefined array key "bio" in /home/techwatch/domains/test.bits-chips.nl/public_html/wp-content/plugins/wpcodebox2/src/Runner/QueryRunner.php(126) : eval()'d code on line 13

Author:

Reading time: 3 minutes

In april vond er een tweedaagse bijeenkomst plaats van de Europese Unie over subsidieverstrekking voor ICT-gerelateerde onderzoeksprojecten. De bijeenkomst belichtte enerzijds de plannen voor de komende jaren (het FP7-programma) en anderzijds de laatste mogelijkheid deel te nemen aan het lopende programma (FP6). Een uitstekende gelegenheid om eens te kijken wat voor opties er zijn en wat contacten te leggen, dacht ik zo. Eerlijkheidshalve moet ik bekennen dat ik Brussel nog nooit echt bekeken had en gecharmeerd ben van een Belgisch biertje.

We zouden al vroeg beginnen de eerste dag (tien uur), dus ik meldde me vroeg bij de receptie, samen met ruim tweehonderd andere belangstellenden. Het merendeel leek echter een voor mij onbekende taal te spreken. Later bleek aan de hand van de deelnemerslijst dat veel deelnemers uit de nieuwe EU-lidstaten kwamen. De morgensessie bestond uit de presentatie van een overzicht van het FP6- en FP7-programma, aangevuld met enkele lezingen en een forumdiscussie. Niet zo schokkend allemaal, behalve dat het nieuwe FP7-programma in zeven jaar ongeveer 11,2 miljard euro aan subsidies wil verstrekken. Laat dit bedrag eens op u inwerken, 11,2 miljard euro… Voor dat bedrag kun je zeven jaar lang duizend onderzoekers een jaarsalaris van 160 duizend euro betalen. Anders gezegd, met zo‘n subsidiebedrag moet je als EU toch wel een wereldwijde toppositie op ICT-onderzoeksgebied kunnen veroveren. Of niet?

De middagsessie en de dag erna werden besteed aan het discussiëren over onderzoeksonderwerpen, concrete projectvoorstellen en de procedure rondom het indienen van voorstellen. Ach, laat ik het maar eerlijk zeggen: dat was een ijskoude douche. Op hoog niveau zijn er wat strategische doelen geformuleerd, en wat gebeurt er daarna? Bedrijven en instellingen ruiken geld en gaan voorstellen indienen die zo geformuleerd worden dat de kans van slagen hoog is. Gevolg? Er ontstaat simpelweg een waslijst van projectvoorstellen, waarbij er op geen enkele wijze gegarandeerd kan worden dat zij gaan helpen de strategische doelen te realiseren. Bovendien gaat in een gemiddeld project een groot deel van het geld ook nog eens op aan administratievoering. Reken eens mee: 20 procent administratie betekent ruim 2 miljard euro het putje in. Bedroevend allemaal, en mijn beeld werd bevestigd in gesprekken met oude rotten, die al tientallen jaren meelopen in dit wereldje. De EU geeft steeds meer geld uit aan onderzoekssubsidies, maar verzuimt het beleid aan te passen op de teleurstellende ervaringen uit het verleden. Het meeste geld gaat bovendien naar de grotere bedrijven en instellingen. Kleine bedrijven, waar vaak echte innovaties uitkomen, maken nauwelijks kans op subsidie.

De Nederlandse vertegenwoordiging? Matig. Een enkele multinational en twee universiteiten, maar misschien dat er achter de schermen aan projectvoorstellen wordt gewerkt. Geen idee. De deelnemers uit de nieuwe Europese lidstaten waren in ieder geval talrijk aanwezig en met verbaasde, glinsterende gezichten werd er driftig genoteerd en onderling gediscussieerd. Logisch.

Op 2 juni stemde Nederland tegen de Europese grondwet. Begrijpelijk? Ja, voor mij wel. Als de bijeenkomst in april symptomatisch is voor wat de EU doet en hoe er met geld wordt omgegaan, dan kan Nederland zich maar beter helemaal terugtrekken. Elk eventueel te behalen voordeel wordt teniet gedaan door een veelvoud aan nadelen: het subsidiebeleid op het gebied van ICT als een prominent voorbeeld daarvan.