Your cart is currently empty!
Kent u die van 2,5 procent van bbp voor r&d?
Al twintig jaar ambieert Nederland zijn r&d-investeringen substantieel te verhogen, zonder resultaat. Waarom is het zo moeilijk?
Nederland scoort uitstekend in internationale innovatie- en competitiviteitsranglijsten. Wonderbaarlijk goed zelfs, wanneer de relatief lage r&d-investeringen in acht worden genomen. De Nederlandse overheid geeft, afgezet tegen de omvang van de economie, ongeveer het EU15- en Oeso-gemiddelde uit aan onderzoek en ontwikkeling. De uitgaven van het bedrijfsleven vallen in internationale context behoorlijk laag uit.
Nederland haalt duidelijk een hoog rendement op zijn r&d-investeringen. Alle reden dus om te proberen de r&d-intensiteit (de uitgaven aan r&d als percentage van het bbp) te verhogen, vindt ook de politiek al jarenlang. In 2000 schaarde Nederland zich achter het Europese Lissabon-akkoord, dat de streefintensiteit bepaalde op 3 procent van het bbp. In de vervolgstrategie Europa 2020 koos Nederland voor een iets bescheidener ambitie: 2,5 procent van het bbp.