Opinie

Het einde van de elektronica

Patrick Dewilde is emeritus hoogleraar aan de TU Delft en directeur van het Institute for Advanced Study van de Technische Universiteit München.

Leestijd: 4 minuten

1952 was het jaar van het ’einde der elektronica‘. De eerste transistoren waren op de markt gekomen en hun performance was buitengewoon teleurstellend. Ze ruisten als ovens en haalden nauwelijks 1 kHz, een speeltuigje voor materiaalkundigen. Toen kwamen de eerste IC‘s en kreeg de elektronica een nieuwe lease on life. De eerste vastestofbedrijven werden opgericht en de eerste generatie analoge en digitale bouwstenen ontstond als IC‘s met enkele componenten. De technologie van die tijd veroorzaakte een niet onbelangrijke bedrijvigheid, maar het was allemaal toch erg primitief.

1964 was het opnieuw het ’einde der elektronica‘. Dikkefilmschakelingen met individuele componenten (herinnert u zich de TTL-familie nog?) leken veel beter te werken dan geïntegreerde. De performance van audioversterker-IC‘s was net goed genoeg voor draagbare radiootjes. Hoogfrequente transistoren haalden nauwelijks enkele megahertzen en bangige investeerders hielden de hand op de knip. En toen bedacht Intel de eerste processorslices: de geïntegreerde CPU‘s waren geboren. Waaghalzen investeerden plots massaal in materiaalverbetering, procesbeheersing, lithografie en, niet te vergeten, gewoon elektronica. Door deze enorme inspanning schoot ook de kwaliteit van de analoge elektronica omhoog en afsnijfrequenties van 100 MHz en meer werden snel gehaald.

De nieuwe uiterste grens van 0,5 micrometer kwam echter rap in zicht en 1975 was dan weer het jaar van het ’einde der elektronica‘, want voorbij licht zou de lithografie nooit geraken. Moet ik doorgaan?

This article is exclusively available to premium members of Bits&Chips. Already a premium member? Please log in. Not yet a premium member? Become one and enjoy all the benefits.

Login

Related content