Flopsectoren

Reading time: 3 minutes

Author:

Paul van Gerven is redacteur van Bits&Chips.

Minister Kamp wachtte tot het zomerreces om de evaluatie van het Nederlandse topsectorenbeleid te publiceren. Zo kon hij ongegeneerd succes claimen zonder tegengas te krijgen. Van het politieke journaille hoef je dat het hele jaar door niet te verwachten op een onderwerp als dit, maar je weet nooit wat voor ellende een assertief Kamerlid weet te mobiliseren. Het in maart verschenen rapport verdween dus in een bureaula totdat iedereen op het strand lag. Vervolgens wilde Kamp het Financieele Dagblad, het enige dagblad dat consequent aandacht besteedt aan dit beleidsthema, alleen te woord staan onder Noord-Koreaanse voorwaarden.

Gelukkig is het rapport min of meer onafhankelijk tot stand gekomen en zijn de auteurs niet bang om kritische noten te kraken. Wie goed leest, moet constateren dat het topsectorenbeleid fundamenteel is mislukt.

Het topsectorenbeleid werd in 2011 gelanceerd onder het eerste kabinet-Rutte, door toenmalig minister Verhagen. De grondgedachte was om het bedrijfsleven te verleiden zijn tanden te zetten in maatschappelijke problemen als klimaatverandering en vergrijzing. Bedrijven bepalen waarin wordt geïnvesteerd, kennisinstellingen moeten dat ondersteunen en de overheid legt een beetje bij om de samenwerking te smeren – dat was de essentie. Zo slaan we drie vliegen in één klap, redeneerde het kabinet: economische groei, hogere r&d-uitgaven van het bedrijfsleven en verhoging van het welzijn.

Het is moeilijk bescheiden te blijven, maar ik uitte een paar jaar geleden op deze plaats al mijn zorgen dat bedrijven niet zouden happen (zie Bits&Chips 4, 2012) en dat is wat het rapport nu bevestigt. Bedrijven blijken de beschikbare topsectorstructuren vooral te gebruiken om hun eigen ‘kleine’ r&d-problemen gesubsidieerd op te lossen. Dat kan allemaal makkelijk, want verantwoording in termen van maatschappelijke context hoefden zij niet af te leggen. Bovendien participeren vooral gevestigde partijen in de topsectoren; vernieuwende uitdagers komen er maar moeilijk tussen. Die werden afgescheept met de MIT-regeling.

Kort en goed: de topsectoren dienen vooral als extraatje voor een select aantal takken van de bv Nederland. De hefboom die het kabinet wilde inzetten om meer r&d-uitgaven uit te lokken bij bedrijven is jammerlijk gebroken: als percentage van het bbp zijn de private r&d-uitgaven min of meer gelijk gebleven sinds 2011.

Dat zal vooral een bittere pil zijn voor kennisinstellingen, want zij zaten destijds in de hoek waar de klappen vielen. Het kabinet schrapte diverse subsidieregelingen en het Fonds Economische Structuurversterking, waaruit vooral grote bètaonderzoeksprogramma’s werden gefinancierd. Ook werden middelen bij NWO en andere publieke onderzoeksfinanciers exclusief geoormerkt voor de topsectoren. Je kunt je afvragen of het innoverend vermogen van Nederland nu zo veel beter af is met de topsectoren, zeker op de langere termijn.

Wat nu? Reden voor paniek is er natuurlijk niet. Nederland doet het prima in internationale ranglijsten voor concurrerend en innovatief vermogen. Het topsectorenbeleid vormt dan ook slechts een klein deel van het innovatie- en bedrijvenbeleid. En niemand zit erop te wachten om de hele boel weer om te gooien.

Ik zou zeggen: hou de topsectoren in stand, maar laat die schaamlap van het oplossen van maatschappelijke problemen los. Daarvoor kunnen er nieuwe structuren worden opgezet – iedereen is het erover eens dat er een miljard voor kennis bij moet, dus er is wat bewegingsruimte. Richt de topsectoren op technologie die relevant is voor onze industrie zonder onderzoeksagenda’s van bedrijven uit te voeren. Technologie die net wat verder in de toekomst ligt dus. Opkomende fenomenen als fotonica bijvoorbeeld. Of technologie die in verschillende bedrijfstakken belangrijk zal worden, zoals artificiële intelligentie en machine learning.

Het ligt in deze visie voor de hand om kennisinstellingen weer een grotere regierol te geven. Maar dan wil je wel dat daar zwaargewichten werken, mensen met visie die een kar kunnen trekken. Daar heb ik in Nederland nog niet veel voorbeelden van gezien.

Het is hierom dat ik toch wat reserves heb bij de suggestie van bestuursvoorzitter Jan Mengelers van de TU Eindhoven om toegepast onderzoek onderwerpsgewijs te concentreren en te verbinden met fundamenteler onderzoek van (technische) universiteiten. Dat past uitstekend in mijn voorstel voor de topsectoren en heeft ook andere voordelen, maar met een beetje knippen en plakken in de huidige structuren kom je er niet.

Lees ook: AWTI luidt noodklok over verlies innovatievermogen