Reading time: 8 minutes
Author:
Patrick Dewilde werkt bij het Institute for Advanced Study van de TU München en bij de faculteit EWI van de TU Delft.
Tijdens zijn keynote op het STW.ICT-forum 2010 – 18 en 19 november in Veldhoven – belicht Patrick Dewilde een onderwerp dat veel ontwerpers links laten liggen: de ethiek. Hoe moet je je gedragen als ontwerper, in de Socratische zin? Dewilde betoogt dat designers zichzelf op drie terreinen aan de tand moeten voelen: professioneel, sociaal en gedragsmatig.
Socrates was mogelijk de eerste die de ethische vraag stelde: ’Hoe moet ik leven?‘ De eenvoud van de vraag verbergt voor filosofen al meteen de eerste problemen. Wat bedoel je met ’moeten‘? En hoe leef je het best? Wat Socrates bedoelde, is echter zeer duidelijk voor wie de moeite neemt de relevante dialogen te lezen.
Socrates‘ wantrouwen voor woorden komt in veel van zijn gesprekken tot uiting. Hij vindt ze dwingend en beperkend. Hij stelt daar de Socratische dialoog tegenover. Beroemd is het debat met Glaucoon over het verschil tussen ’kennis‘ en ’opinie‘. Beide heren slagen erin door geleidelijke, constructieve vraagstelling, door woord en tegenwoord, de inzichten achter de woorden dieper te verkennen. Kort samengevat, haal ik eruit dat ’opinie‘ iets persoonlijks is en moeilijk kan worden getoetst en dat ’kennis‘ gaat over confrontatie met de realiteit en kan worden verantwoord. Van meet af aan voegde Socrates er een belangrijk element aan toe: constructief tegenspreken met eerbied voor de tegenstander. Het doel is niet om je gelijk te halen maar om dieper te verkennen.
Sinds Socrates is er veel veranderd, voornamelijk in de twintigste eeuw. Het belang van het werk van Gödel over de relativiteit van de logica kan moeilijk worden overschat. Hij toonde aan dat er niet zoiets bestaat als universele waarheid. Bij ieder kennissysteem bestaan proposities die onbewijsbaar zijn en dus als waar of als onwaar aan het systeem kunnen worden toegevoegd zonder contradictie met zijn basishypothesen. Er bestaat bijgevolg geen universele wiskunde en a fortiori geen universeel waarheidssysteem. ’Waarheid‘ wordt gedegradeerd tot kwaliteitsmaat binnen een systeem en kan niets zeggen over de totaliteit, behalve dan dat het systeem niet deugt als er een contradictie optreedt. Met andere woorden: het vigerende waarheidsbegrip in een systeem kan het systeem als geheel afkeuren maar niet bevestigen.
Er is dus geen absoluut systeem voor waarheid of goedheid. Dat opent wagenwijd de poort voor eigen ethiek. Ethiek heeft weinig te maken met moraal (wat mag en niet mag) maar alles met persoonlijke gedragskeuze. Er bestaat dus ook zoiets als ontwerpethiek: hoe moet ik mij gedragen als ontwerper in de Socratische zin? Dit lang verwaarloosde aspect van het ontwerpen wil ik hier verder verkennen.


Gates en Jobs
Voor mij is ethiek zoiets als esthetiek van mijn gedrag. Kunstenaars hebben een stijl die ze verkennen en verdiepen, dat is hun ethiek. Stijl is niet eenduidig; er zijn vele goede stijlen mogelijk. Er bestaat ook geen universeel oordeel over wat een goede of slechte stijl is. Esthetiek is het maken van die persoonlijke keuze – en zo ook voor de ontwerpethiek.
Ik wil betogen dat de ethische besluitvorming een overkoepelende abstractielaag vormt over het ontwerptraject. De informatica kent twee lagen: syntax en semantiek. Onze hersenen kunnen het veel krachtiger. Het huidige onderzoek in biologische neurale netwerken herkent een tiental lagen. We kennen zulke lagen ook goed in de ontwerpkunde – ruwweg ga ik uit van vier: circuits, architecturen, systemen, functies (Figuur 1). Een gegeven laag levert betekenis (semantiek) aan de laag eronder en structuur (syntax) voor de laag erboven. De ontwerpkunde is het afbeelden van de ene laag op de andere. Synthese gaat top-down, analyse en verificatie bottom-up. De ontwerpstijl, het basiselement van de ontwerpethiek, is wat de ontwerper zich eigen maakt aan inzichten, gewoonten, doelstellingen en handelwijzen in zijn ontwerpact. Hij is als de componist die de toon, het ritme, de harmonie en de melodie bepaalt, en na iedere poging zichzelf ook beoordeelt en corrigeert.
De bovenste functielaag is die van de businessmodellen en dus ook die van de meest onderscheidende beslissingen. Hier speelt zich de machtsstrijd af tussen de producent en de consument, altruïsme versus kortstondig economisch gewin, macht over de consument of gedoemd zijn tot produceren van commodities.
De machtsstrijd heb ik in beeld gebracht in Figuur 2 via mijn inschatting van de positie van enkele moderne besturingssystemen. De ontoegankelijkheid van Windows plaatst dit systeem in de rechterbenedenhoek (weinig macht aan de consument, veel aan Microsoft). Linux doet het net omgekeerd. Beide kunnen bogen op grote bekendheid en verspreiding; toch maakte de Windows-keuze Bill Gates tot rijkste man van de wereld. Mac OS X zit middenin. Die keuze heeft Apple niet arm gemaakt en zelfs de basis gelegd voor langdurige potentie, maar heeft Steve Jobs toch minder opgeleverd. De bekoring om naar rechts te verschuiven in het diagram zien we duidelijk aan het besturingssysteem voor de nieuwe generatie Ipods: het geeft Apple meer macht over de consument want het is lang niet zo flexibel als het oude.
Dit is het ethische spel op het businessvlak. Hier bestaat zelfs een meta-ethiek, namelijk hoe de verschillende strategieën kunnen worden beoordeeld. Wat is goed? Die keuze is lang niet eenduidig. In Figuur 3 laat ik een schema zien van hoe de verschillende toplui de keuze voor hun vermogen ten opzicht van de consument hebben geplaatst, een van de mogelijke ethische criteria. Het diagram toont een parameter die ik ’gain‘ noem, de verhouding van opbrengst tot inspanning – een parameter die in alle ethische overwegingen een grote rol speelt.
Paris Nord
Dalen we een niveau af in de ontwerphiërarchie van Figuur 1, dan komen we terecht op de architectuurkeuze gegeven het systeem. Op dit niveau is een belangrijk arsenaal beoordelingscriteria ontwikkeld, bekend als Pareto-curven. Klassiek in de architectuurkeuze is de verhouding tussen chipoppervlak en bewerkingstijd. Hogere snelheid van de chip betaalt zich in meer oppervlak. De Pareto-punten zijn alle optimaal. Gegeven een bepaalde bewerkingstijd is er een kleinste oppervlak, dat is een Pareto-punt (Figuur 4). Zou de bewerkingstijd langer mogen, kan het oppervlak kleiner worden: een ander net zo optimaal Pareto-punt. De ethische vraag op dit elementaire niveau bestaat dan in de beoordeling van de waarde van al die optimale punten. Met een numeriek waardeoordeel (opbrengst-inspanningverhouding, kwaliteitspunten, noem maar op) kan ieder Pareto-punt verder worden gewaardeerd. In de beperkte wereld van het elementair architectuurontwerp werkt de Pareto-methode goed. Zodra het subtieler wordt, treedt een nieuw fenomeen op: chaos.
In veel situaties is het Pareto-landschap chaotisch: nabije punten kunnen zeer verschillende waarderingen hebben. Neem de reistijd van je huis naar je werk. Woon je nabij een station met een snelle verbinding en is je werk toevallig ook bij een station van die lijn gelegen, dan kan de reistijd zeer kort zijn. Zo trein je van Brussel-Zuid naar Paris Nord in een uur en twintig minuten, terwijl je reistijd net zo lang kan zijn om de twintig kilometer van Sint-Agatha-Rode naar Brussel-Zuid te overbruggen.
Bij architectuurontwerp komt zo‘n situatie veel voor. Veel datatransportkwesties lijken op het net genoemde reistijdvoorbeeld. Een wat grotere cache kan enorme versnellingen maar ook helemaal niets bijdragen of zelfs vertraging veroorzaken. Weg met de Pareto-diagrammen, leve de Lévy-Pareto-statistiek. Die komt het leven van de ontwerper opvrolijken – dat is ook de statistiek die bijvoorbeeld de beurzen beheerst. In die omstandigheden is het goed dat er zoiets als ethiek bestaat. Ethiek wordt wat de complexiteitsfanaten emergent behaviour noemen: de greep op de onderliggende fenomenen is volledig zoek en een nieuwe ontwerpfilosofie laat zich ontwikkelen, niet gehinderd door kennis van de onderliggende niveaus.


Professioneel, sociaal, gedrag
Dat brengt ons op het punt van hoe een ontwerper zijn leven zinvol kan inrichten. Als goede volgeling van Socrates kan ik hier geen dwingende moraal aanbieden, slechts enkele elementen voor een goede discussie. Nadenkend over wat een ontwerper in algemene zin kan bewegen, zie ik voornamelijk drie motieven: professioneel, sociaal en gedragsmatig. Aan de professionele zijde stellen zich de vragen: ’hoe begrijp ik het ontwerptraject in al zijn consequenties?‘, ’hoe kies ik en bevorder ik kwaliteitscriteria?‘, ’welke factoren zijn voor mij belangrijk?‘ en ’hoe sterk laat ik diverse motieven zoals economische, ecologische en bedrijfsmatige doordringen in mijn besluitvorming?‘. Voor ieder van die vraagstellingen kunnen regels worden ontwikkeld maar geen van hen zijn absoluut; ze zijn constituerend voor het ’ethisch systeem‘ dat je als ontwerper bewust of onbewust ontwikkelt.
Ook aan de sociale kant kun je belangrijke vragen stellen. Hoe ga je als ontwerper om met de leiding van je bedrijf, divisie, faculteit of universiteit? Met de politiek? Met het onderwijs? Je beseft al snel dat er zo veel issues spelen dat slechts een zeer doelgerichte en gestructureerde inzet effect zal sorteren. Niets is zo kostbaar als je eigen tijd en hoe je die besteedt; je invloed als ontwerper kan zeer groot zijn als je de juiste keuzes maakt. Je tijd inrichten is een even groot ontwerpprobleem als het ontwerpen van een elektronisch systeem of een chip zelf. Het is interessant na te gaan hoe de grote en bekende ontwerpers het hebben gedaan: Noyce en Kilby, Linvill, Mead en Conway of Viterbi. Hun geschiedenis is niet alleen maar positief; op cruciale punten maakten ze ook vergissingen waar wij van kunnen leren. Wat hen echter kenmerkte, was hun keuze van een belangrijk innovatief doel en hun halsstarrigheid in het nastreven ervan.
De derde dimensie, die van gedrag, is dan ook de belangrijkste. Hoe je je tijd inricht, waar je aandacht naartoe gaat, hoe je je carrière plant, hoe je jezelf ontwikkelt, welke inzichten en principes je daarbij hanteert en hoe je jezelf op de hoogte houdt van ontwikkelingen en vraagstellingen, op het gebied van de technologie, het milieu, je professionele omgeving.
Mooiere wereld
Esthetiek is voor een kunstenaar bijzonder belangrijk; het definieert zijn karakter en zijn stempel op de wereld. Er bestaat ook geen absoluut systeem voor ’goede esthetiek‘, niet eens voor ’schoonheid‘ of ’waarheid‘ – begrippen die buiten het eigen geschapen kader weinig betekenis hebben. Je zou kunnen denken dat ontwerpethiek meer normeerbaar is, bijvoorbeeld door de eisen van de technologie en de wetenschap. Inmiddels weten we dat ook deze erg relatief zijn. De relativiteit is geen keuze, het is een gegeven. Het nieuwe inzicht is dat ethiek precies de verkenning en structurering ervan is; zij ontwikkelt zich al doende. Dat gebeurt echter niet vanzelf. Van de ontwerper verlangt het politieke handigheid, aandacht voor ontwikkelingen in techniek, wetenschap en economie en een behoorlijke persoonlijke inzet. Belangrijk hierbij zijn persoonlijke kwaliteiten. Ontwerper, ken jezelf en gebruik jezelf wel.
De potentiële winst die je als ontwerper kunt bereiken is zeer groot. Je goed doorwrochte idee zal het beslist op een dag halen. De moderne ontwerpkunde heeft grote esthetische aantrekkingskracht. In vele gevallen ontstaat een nieuwe, mooiere wereld onder de handen van de ontwerper. De afstand tussen techniek en kunst is niet groot. De ontwerper beschikt ook over een groot arsenaal aan fora, verenigingen en uitwegen voor zijn ideeën. De kunst is om die op de meest effectieve wijze te gebruiken. Vele kansen, maar ook bedreigingen, liggen op de weg naar de graal: verlies van expertise, tijd en energie, nefaste invloed van valse vrienden, onbeperkt nastreven van gewin, onredelijke sociale druk, toegeven aan onverantwoordelijke autoriteiten of eigendunk. Het scheppen van een hoogwaardige persoonlijke ontwerpethiek vereist daarom niet alleen een grote inzet, maar ook een verdiepende Socratische dialoog.