Achtergrond

De weg naar het certificaat ‘vliegveilig’

Frank van den Berg is directeur van Green Hills Software in Nederland.

Leestijd: 7 minuten

Vliegtuigen mogen alleen software gebruiken die de luchtvaartautoriteiten vliegveilig hebben bevonden. De de facto standaard hiervoor is DO-178B. Frank van den Berg van Green Hills beschrijft hoe het certificeringsproces in zijn werk gaat en welke problemen daarbij de kop opsteken.

Stel je eens voor dat de piloot zich tijdens je volgende vliegreis meldt met de boodschap: ’Wilt u gaan zitten en uw stoelriemen vastmaken. De komende minuten zal het toestel enige onverwachte en mogelijk heftige bewegingen gaan maken, omdat we een blauw scherm hebben en we onze cockpitsystemen even opnieuw moeten opstarten.‘ Dat dit niet gebeurt, heeft een reden. Overheden zowel op nationaal als internationaal niveau verplichten de luchtvaartindustrie om software te bouwen die aantoonbaar voldoet aan normeringen voor vliegveiligheid en om daarbij een goed gedocumenteerd ontwikkelproces te volgen.

Hoewel een aantal landen eigen (aanvullende) normen heeft opgesteld, is de de facto erkende norm RTCA DO-178B, ’Software considerations in airborne systems and equipment certification‘. Deze standaard deelt softwaresystemen in naar de gevolgen voor het vliegtuig en de inzittenden, mocht een systeem falen. Deze effecten lopen uiteen van niet nadelig (Level E) tot catastrofaal (Level A, zie Tabel 1). De Europese tegenhanger is Eurocae ED-12B. Door de nauwe samenwerking tussen de beide standaardisatieorganen en de wederzijdse erkenning van elkaars normen zijn DO-178B en ED-12B gelijkwaardig ten aanzien van het softwareontwikkelproces.

This article is exclusively available to premium members of Bits&Chips. Already a premium member? Please log in. Not yet a premium member? Become one and enjoy all the benefits.

Login

Related content